Concentratie. Diepe zucht. Waarna ik krachtig in mijn handen spuug en de bijl met een steel van minimaal een meter lang bij zijn kladden pak. Vastbesloten om die stapel stammen, stronken en dikke takken in recordtijd kachelklaar te maken.
Ik haal aan. Voeten uit elkaar. Vlijmscherpe bijl in de nek. En … vlam. De bijl doorklieft met een ferme klap het blok hout. Hoppakkee. En met een trotse grijns kijk ik naar Merel, die me vandaag helpt bij het kort maken van het hout voor de kachel van ‘kleine opa’.
‘Zet de volgende blok hout maar klaar, meiske. Wel opletten, want papa slaat zo gruwelijk hard dat het hout in het rond vliegt.’
Ik heb Merel vandaag – het is zaterdagmiddag – niet alleen meegenomen omdat dat gezellig is. ‘Ik ga later echt niet de hele dag achter de computer zitten’, flapte ze er pas een keer uit toen we het over school hadden. ‘Ik ga liever werken …’
Dat beeld, het beeld van de kantoormens als lapzwans, ga ik vandaag rechtzetten. Even mijn imago oppoetsen. Haar laten zien dat ook schrijvers noeste arbeiders zijn. En dat niet alleen de papa’s die zich wel meer dan vijf keer achter elkaar op kunnen drukken sterk en stoer zijn.
Die stapel hout leende zich daar perfect voor, dacht ik.
En inderdaad, het duurt niet lang, tenminste: niet heel lang, of de eerste aanhanger ligt vol. Puur natuur voor elkaar gekregen ook nog eens. Ik hoor namelijk wel eens dat jongeren een pilletje pakken als ze gaan hakken. Nou, deze jongen niet. Die heeft dat niet nodig.
‘Brengen jullie de aanhanger maar weg, dan maak ik de rest intussen wel kort’, zeg ik overmoedig tegen de generatie boven en onder me. En niet wetende dat ik de bijl vijf minuten later muurvast zal slaan in een blok hout en het me minimaal een kwartier zal kosten om die, vloekend en trekkend, weer los te wrikken. Om vervolgens ook nog eens geconfronteerd te worden met het teleurgestelde gezicht van mijn oudste dochter als de stapel hout nog vrijwel intact is als ze terugkomt.
‘Ik heb bij opa bijna al het hout alleen naar achteren gesjouwd’, zegt ze.
‘Heb jij in die tijd even uitgerust?’, vraagt opa.
Grmbl.
En met nog meer energie werp ik me op het restant hout. Ik moet en zal mezelf vandaag bewijzen tegenover mijn oudste dochter. Uit naam van alle kantoormensen ook. En drie kwartier later ligt ook de tweede aanhanger vol.
‘Zo meiske’, zeg ik terwijl ik de bijl nonchalant op de grond laat ploffen, ‘Laat die papa van jou maar los! Die fikst dat wel eventjes, zo’n stapel hout.’
‘Goed gedaan, papa’, antwoordt ze opgetogen.
En ik glimlach tevreden. Missie geslaagd. Al hoop ik dat het niet te veel opvalt dat niet alleen het hout kort is, maar ook de houthakker …