Ik had van alles aan mijn hoofd vandaag. En dan vooral die ene serieuze klus, waar ik helemaal geen zin in had, maar waar ik me deze avond toch echt op moest werpen wilde ik hem op tijd klaar hebben. Een tikkeltje chagrijnig was ik. Een beetje kortaf. Vanwege die klus. Denk ik.
En dus kwam het eigenlijk niet uit dat Fieke mee wilde wandelen met Dré. Ik vraag het haar vaak genoeg. Maar meestal heeft ze dan geen tijd of geen zin. Nu wel. Net nu. Zul je altijd zien.
Fieke is van het praten. Die begint en stopt niet. Hartstikke gezellig. Maar nu eventjes niet.
‘Steken we dadelijk de Chinese weg over’, vroeg ze.
‘De Chinese weg?’
‘Ja, die noem ik zo, omdat de Chinees aan die weg zit …’
Ik moest glimlachen.
Maar somberde snel weer terug naar die taaie klus. Saaie, levenloze tekst moest er vanavond worden gefabriceerd; aan de lopende band. Over product huppeldepup dat helemaal geblablaad moest worden.
‘Luister eens’, zei ze nu, terwijl ze zelf even stil bleef staan. ‘Als ik mijn ketting op en neer schud, dan klingelt hij een beetje.’
Ik hoorde het. En volgde haar verhaal over het kettinkje dat ze op de Hippiemarkt had gekocht. Met een rode kraal erin. Dat ze ook een lichtblauwe had kunnen kiezen. Maar dat ze die niet zo mooi vond.
Ik luisterde. En ook bij mij ging nu een belletje rinkelen.
Hoe jaloersmakend mooi is het, realiseerde ik me weer eens, om nog geen volwassene te hoeven zijn. Om je nog niet druk te hoeven maken over het werk, het huis, de relatie, de wereld, over wat anderen van jou vinden en jij van anderen, enz. Want als kind heb je wel belangrijker zaken aan je hoofd. Die ketting bijvoorbeeld.
Of school. Want het gebouwtje van de kleuters hadden ze van het weekend beklad, had ze vandaag zelf gezien.
‘Hebben ze dat met watervalse stift gedaan’, wilde ze van me weten.
Ik lachte en besloot om haar woord niet te corrigeren.
Ze praatte. En praatte. Maar door. Vroeg me de hemd van het lijf. De meest onmogelijke vragen. Over waar je kinderen moesten zitten als je in de kerk ging trouwen en je al kinderen had?
Uhm …
En door. Volgende onderwerp. Volgende verhaal. Volgende vraag.
En toen ze ook nog mijn hand vastpakte en we samen terug naar huis liepen, zij pratend, ik luisterend, kon mijn avond niet meer stuk.
Sorry dat ik zo chagrijnig was, had ik haar willen zeggen toen we thuis kwamen. Sorry dat ik me zo gedroeg als een volwassene, me druk maakte om dingen die het niet waard zijn om je druk over te maken, terwijl jij het enige bent, hier en nu, die dat wel waard is. Ik ga proberen, zo wilde ik haar beloven, om meer te worden als jij. Om vaker kind te zijn. Om onbevangen door het leven te lachen en dansen en het geluk als vanzelf in de kleine dingen te vinden.
Dat had ik haar willen vertellen. Maar ze rende al weg. Spelen. ‘Doei’, riep ze. ‘Doei’, zei ik; en zachtjes daar achteraan: ‘En bedankt, Fieke …’