‘Hoe lang is het nog rijden?’, vraagt jongste.
‘Nog 9 uurtjes ongeveer’, antwoordt Susanne. ‘Dat is net zo lang als een werkdag van mama’, voegt ze daar aan toe.
Susanne zit achter het stuur. Ik kijk opzij en geef haar een knipoog. Doet ze goed. De kinderen hebben nog totaal geen benul van tijd, plaats of afstand. Als ze thuis te horen krijgen dat ze nog vijf minuten mogen spelen voordat we gaan eten, gaan ze met een gerust hart nog op pad, waarna wij hen vijf minuten later nog ergens in de wijk kunnen gaan zoeken terwijl de soep al weer koud staat te worden.
En dus antwoordt Susanne dat we nog ongeveer een werkdag moeten rijden. Weten ze tenminste waar ze aan toe zijn.
Lekker. Want niks zo vervelend als lastige kinderen op de achterbank.
Of … het moet die ernstige polsblessure zijn die ik op de eerste dag al op de camping in Frankrijk op heb gelopen en waardoor ik anderhalve week mijn rechterhand nauwelijks heb kunnen gebruiken zonder dat er helse pijnscheuten via mijn arm door de rest van mijn lijf trokken.
Heel vervelend.
Wat was ik blij toen ik het deurtje van de wc-deur opentrok en zag dat die Hollandse pot schafte in plaats van een Frans hurktoilet. Balanceren en vegen tegelijk had ik met alleen een linkerhand echt niet getrokken.
Hoe ik die blessure op heb gelopen?
Houd het maar op een sportblessure.
Je wilt het echt weten?
Om jongste te laten zien hoe groot mijn handen zijn, heb ik bij het jeu de boulen twee zware, stalen ballen in een hand rond laten rollen. Volgende dag: rode, dikke pols. Overbelast of ontstoken. Laat ik in het midden en wil ik het eigenlijk ook niet meer over hebben. Ben er al voldoende om bespot.
Het was sowieso de vakantie van de ongelukjes.
De tweede week heb ik nog een paar dagen met hoofdpijn rondgelopen, omdat de zijkanten van het zwembad in een verraderlijk lichte kleur blauw waren opgetrokken en ik onder water dacht te zien dat ik nog wel een eindje te gaan had voordat ik de kant met de vingertoppen aan kon tikken. Niet dus … Ik voelde mijn nek kraken toen ik op volle kracht het beton ramde met mijn hoofd.
Maar goed, nu ben ik aan het klagen en dat wil ik helemaal niet. Het was gewoon een goede vakantie.
En sowieso, al die fysieke pijn valt in het niet bij de mentale dreun die Susanne mij op de terugweg uitdeelde.
‘Hoe lang is het nog rijden?’, vraagt jongste terwijl we Parijs naderen.
‘Nog 6 uurtjes ongeveer’, antwoordt Susanne. ‘Dat is net zo lang als een werkdag van papa …’
Haha mentale dreun?? Dat doe je juist slim… Ik zou gewoon trots zijn!