‘Draai je om, sla je armen om hem heen, houd hem stevig vast en sla nu ook je benen om hem heen …’
En daar hangen we dan. Op zaterdagmorgen, tijdens het wekelijkse uurtje bootcamp. Met een man of tien. In het bosje bij het evenemententerrein. Ieder om een boom gekronkeld.
Een beetje lacherig in eerste instantie, want reken maar dat er dat koddig uitziet: tien lichamen, van slank tot volslank, van kreukvrij tot belegen, als een opgefrommeld gezwel aan een boom.
Misschien doet ze het daarom, de trainster, denk ik in eerste instantie. Om ons uit te kunnen gniffelen. Dat ze straks thuis kan zeggen: ‘Jee, dat groepje van zaterdagochtend, ik kan ze echt alles laten doen …’
Maar nee, hoe langer ik hang, hoe meer ik de waarde van deze nieuwe oefening in ga zien. Buik, billen, benen en bovenarmen, alle lichaamsdelen met een b moeten vol aan de bak, voel ik.
En dat niet alleen.
Hoe langer ik daar hang, hoe meer ik me verbonden voel met de boom. Sloot ik eigenlijk mijn ogen om niet in de lach te hoeven schieten bij de aanblik van negen krampachtige klevers, na een halve minuut wil ik ze al niet meer open doen. De boom en ik, wang tegen schors, we zijn één.
Ik schiet in een roes. Zweef weg. Hoor ik daar het hart van de boom kloppen? Wil hij me iets vertellen?
‘Houd vol’, hoor ik de trainster van ver weg schreeuwen, uit een andere wereld. Prima, glimlach ik uit mijn staat van euforie en verbondenheid. Want het kost me totaal geen kracht meer om te blijven hangen. Alsof de boom mij vasthoudt in plaats van andersom.
Dat is een paar weken geleden.
Sindsdien benader ik bomen met andere ogen en andere gevoelens. Als hond Dré er bij eentje aanlegt, kan ik de drang maar met moeite onderdrukken. Dan wil ik liefst even een momentje pakken. Dré aan het snuffelen, ik aan het knuffelen.
Ik doe het niet. Nog niet. Omdat ik weet dat het er misschien een beetje raar uitziet, om een volwassene zomaar in het wild aan een boom te zien hangen. Maar daarom ook dit verhaal. Om een taboe te doorbreken. En daarmee voor mezelf de ruimte te maken om in het openbaar te gaan knuffelen.
Want helaas wordt er nog te vaak lacherig over gedaan. Ook bij mij thuis.
‘Het voelde zo lekker die zaterdagmorgen’, wilde ik dit weekend nog tegen mijn vrouw zeggen. ‘Die boom. Dat gevoel. Het één zijn met de natuur. Ik was zelfs even bang dat ik er in bleef hangen.’
‘Dat lijkt me sterk’, zei ze. ‘Dat is nog geen een eikel gelukt …’
Een reactie