‘En dit is wat jij beroepsmatig doet?’, vragen nieuwe klanten vaak bij een eerste afspraak. ‘Interviewen? Schrijven?’
‘Klopt’, zeg ik dan.
‘En’, vervolg ik, vroeger met enige twijfel, tegenwoordig vol overtuiging, ‘ik geef een krant uit: de Erpse Krant.’
Meestal volgt dan een glimlach. Wachten ze op de grap die komen gaat. Want een krant is oubollig. Een krant is traag. En wat zou een jonge, vlotte vent als ik nog bij een krant moeten …?
Totdat ze zien dat ik serieus ben.
Dan sla ik aan het uitleggen. Dat mijn hart inderdaad al bijna twintig jaar bij het schrijven ligt. Bij mijn klanten. Maar dat er altijd een tweede liefde in het spel zal blijven: ‘mijn’ krant.
Dan vertel ik dat de Erpse Krant een gewone krant is, zoals iedere andere krant. Dresscode: black tie. En dat hij daarnaast vooral ook een open podium is, waar verschillende columnisten wekelijks of tweewekelijks ‘bloggen’ over de natuur, kunst, muziek, relaties, de kleine dingen in het leven, enz. Vanuit hun hart. Om de mensen iets bij te brengen of enkel even te vermaken.
Dat ik zelf ook een column heb. Dat ik de vaste plek in die krant als mijn speeltuin beschouw, waar ik vrijuit kan schommelen met taal en wippen met woorden. Dat mijn jongste dochter een tijdje terug thuis kwam en vertelde dat een moeder van een vriendinnetje had moeten huilen van ontroering, nadat ze een column van mij had gelezen.
Hoe mooi!
Ik strooi daarna met voorbeelden, die ik moeiteloos oplepel.
Over de ondernemer die me belde nadat er een verhaal over haar bedrijf in de Erpse Krant had gestaan. Totaal overdonderd was ze door de reacties. Binnen een paar dagen had ze meer dan tien afspraken gescoord.
Over Samuel, de jongen uit Eritrea die naar ons land was gevlucht, hier een nieuw leven op wilde bouwen, gewoon in Erp, maar ernstig ziek werd, uiteindelijk opknapte en dankzij zijn verhaal in de krant, dat indruk had gemaakt op een ondernemer, een baan vond.
Over Marie. Dorpsvrouw Marie. Die op sterven lag. Over wie ik een verhaal schreef, een In Memoriam bij leven. En die vlak voor haar heengaan overweldigd werd door kaartjes, briefjes en bedankjes voor wat ze voor het dorp heeft gedaan. Nog één keer werd ze trending topic. En als iemand dat had verdiend, dan was het wel ‘onze Marie’.
Dan vertel ik over de vele reacties die binnenkwamen op de oproep om elkaar via de krant complimenten te geven. Het werd de dikste krant uit de geschiedenis van de Erpse Krant, bomvol complimenten.
Over de ontmoeting met een vrouw van diep in de tachtig, die me bedankt dat de krant nog verschijnt. Omdat ze slecht ter been is. Niet meer buiten de deur komt. En dankzij de krant nog op de hoogte blijft van het reilen en zeilen hier.
Dat ik appjes krijg of berichtjes via Facebook en Instagram. Van jonge gasten: ‘Jeroen, wij hebben sinds deze week een nee/nee-sticker op de brievenbus zitten. Maar die geldt niet voor de Erpse Krant, toch?’
Nee. Natuurlijk niet.
Dan vertel ik dat de krant, die trouwens in een oplage van 3.000 exemplaren verschijnt, wekelijks wordt bezorgd door zo’n vijftig senioren uit drie kernen. Trouw. Weer of geen weer. Ieder een paar straatjes. Vijftig ja!
Als iets nog impact kan hebben, is het zeker ook nog de krant.
Als ik over de krant begin te vertellen, of eigenlijk: over wat die krant betekent en teweegbrengt, dan zien klanten me enthousiast worden.
‘Ik schrijf niet om het schrijven’, zeg ik. ‘Ik schrijf omdat ik wil dat mijn teksten iets losmaken en ergens aan bijdragen.’
Dat ik met die insteek de opdracht voor die klant aanga. En dat ik daarom nog steeds ook een krant uitgeef.
Want als iets nog altijd impact kan hebben, dan is het zeker ook nog de weekkrant. Niet in de snelle en schreeuwerige betekenis van het woord, maar in de veel waardevollere en duurzamere sociaal-maatschappelijke zin.
En inderdaad: hopeloos oubollig, ontzettend kneuterig, traag als dikke stront, maar nog steeds een heerlijk sociaal medium. Ook voor een jonge, vlotte vent als ik ;-)