Ik heb er mijn openingstijden nog maar eens op nagekeken: op Google staat dat ik om half 9 begin.
Dat valt niet tegen, toch?
Want ik ben een schrijver. Een creatief. Dat ambacht roept bij veel mensen toch het beeld op van nachtbrakers. Die pas tot hun inzichten komen als de wereld tot rust komt, fles jonge klare er bij, of die in de nacht de tijd en zichzelf verliezen in een goed boek, om de creatieve geest te voeden, fles jonge klare er bij. Mensen die je ’s morgens de ruimte en tijd moet geven om aan het licht te wennen.
Dus meestal gaat de telefoon ook niet zo vroeg.
Nou ben ik zelf van nature een vroege vis.
Meestal begin ik om acht uur in de ochtend. Maar vandaag niet. Al een week slaap ik wat slechter. Met carnaval sowieso, want indutten gaat goed, maar iets na twaalven schrik ik wakker en … blijf ik wakker totdat iedereen veilig en wel weer thuis is.
Dat ritme heb ik na carnaval helaas doorgetrokken.
Ik loop dan ook wat uurtjes slaap achter. En dus start ik vandaag iets later.
Als ik in de ‘werkplaats’ kom, zie ik dat ik om kwart over 8 ben gebeld. Door Siebe, koeienboer en kaasmaker uit Erp. Ik bel hem terug. Gaat over de wandeling die er binnenkort vanuit zijn boerderij plaatsvindt. Over een flyer en een stukkie in de krant.
We regelen het.
Zonder dat ik me opwind over hoe hij het in zijn kaaskop haalt om mij buiten openingstijden te bellen. Want van Siebe kan ik dat hebben: hij maakt misschien wel de lekkerste kaas van Nederland!
Maar na dat belletje ben ik wel aan het dubben …
Want voldoe ik dan soms niet aan het stereotype beeld van de schrijver? Zien anderen mij juist als die uitzondering op de regel? Als die hardwerkende dorpsjournalist, die tot ’s avonds laat op pad is voor een verhaal, maar bij het krieken van de dag weer monter achter zijn machine zit, verslaafd aan het tikken?
Wil ik die uitzondering wel zijn?
Voor de zekerheid ben ik daarom naar de Gall&Gall gereden om in ieder geval weer een fles jonge jenever in huis te hebben …