Nog steeds is Leentje een deel van ons gezin. Althans, als het aan de jongste ligt. Het konijn, dat zijn meisjesnaam te danken had aan het feit dat ons was voorgehouden dat het een meisje was in plaats van de agressieve macho tot wie het zich later ontpopte, is inmiddels meer dan twee jaar geleden heengegaan. Gestorven in onze armen. Nadat hij al weken niet meer at en zienderogen achteruitging. En met zienderogen bedoel ik dan vooral mijn ogen; en niet die van de kinderen, want die keurden het gitzwarte stuk venijn al maanden, wat zeg ik: al jaren, geen blik meer waardig.
Opgeruimd stond netjes. Vonden wij dan ook. Direct na de plechtige uitvaart in de voortuin van mijn ouders, compleet met afscheidswoordje, hebben we zijn hok, dat door het gefrustreerde knagen en plassen van broer konijn eigenlijk geen dierwaardig onderkomen meer mocht heten, afgebroken.
Geen haan die ooit nog naar het konijn zal kraaien, dacht ik.
Maar ruim twee jaar verder, herinnert jongste ons nog steeds aan het bestaan van het mormel. Want nee, we zijn volgens haar inderdaad met zijn vijven thuis – hond Dré telt ook serieus mee als lid van het gezin – maar eigenlijk, eigenlijk zijn we met zijn zessen. Want eigenlijk, eigenlijk hoort Leentje er ook nog bij …
Ja hoor.
Intussen zitten we opnieuw met een heikele konijnenkwestie in de maag, nadat we een paar dagen geleden wederom afscheid hebben moeten nemen van een konijn. Deze keer was het haar favoriete friemelknuffel; een konijn dat jongste al vanaf haar geboorte, zes jaar geleden alweer, mee naar bed neemt en die dan ook zo mogelijk nog onaangenamer riekt dan Leentje himself.
Dat afscheid was ook nog eens nog abrupter dan dat van Leentje.
Het onheil geschiedde toen ik jongste ’s avonds liet plassen, toen ook wij naar bed gingen. Ze was echter zo slaperig dat ze al weer naar dromenland vertrok toen ze nog op de pot zat. Toen het plassen stopte, maande ik haar wakker te worden.
Ze keek me aan. Realiseerde zich dat ze op de wc zat, graaide naar het wc-papier, scheurde een paar velletjes af, veegde plichtsgetrouw de billen, gooide het papier in de pot, stond op, keek toen met bevreemde ogen naar het konijn in haar hand, smeet ook die in de pot en spoelde rap door.
Weg konijn. Oeps.
Gelukkig hadden we van dit exemplaar wél een reserve achter de hand …