Echte mannen maken dochters. Dat is het verweer dat ik iedere keer weer inbreng als maten zich er laatdunkend over uitlaten dat ik alleen maar dochters heb weten te maken. Want dochters, zo vervolgen ze, daar kun je niet mee voetballen, daar kun je later niet mee naar de kroeg, daar kun je geen sterke verhalen over vroeger aan ophangen, die kun je niet stimuleren om ‘achter de wijven aan te gaan’.
Nee, dochters, daar kun je eigenlijk helemaal niets mee.
Echte mannen … sputter ik dan weer tegen, bijgestaan door een vriend die hetzelfde heeft gepresteerd als ik. Maar mijn gesputter vindt geen enkel gehoor.
Nee, zonen had ik moeten hebben. Flinke jongens. En trouwens: niets zo gemakkelijk als een dochter maken. Het voorbeeld ligt toch onder je. Wat is er nog moeilijk aan? Hahaha …
Ik berustte me er in. Wist dat ik hen toch niet kon overtuigen. Onbegonnen werk om hen er op te wijzen dat het heerlijk is om samen te poppen, te knutselen en te frunniken. Dat ik ernaar uitkijk om later samen te gaan winkelen, te stappen en te theeën. Geen stoere praat van man tot man over vrouwen en voetbal, maar soft geleuter over de dingen in het leven die er echt toe doen.
Maar sinds dinsdag maken ze me niets meer, mijn maten. Laat ze maar komen met hun ongefundeerde verwijten en stoere verhalen. Ik weet intussen beter. Dinsdag in het nieuws: ‘Koppels met een bovengemiddeld aantrekkelijk uiterlijk krijgen mogelijk om evolutionaire redenen vaker een dochter dan een zoon. Dat zou blijken uit een wetenschappelijke studie.’
Dat echte mannen dochters maken, trek ik bij deze terug. Een verweer van niets. Ik weet het. Maar ik had niets beter. Nu wel. Eentje die mijn maten monddood zal maken. Die ze had doen wensen dat ook zij dochters hadden gemaakt. Want het zijn niet zozeer de echte mannen die dochters maken. Nee, het zijn de mooie mannen die dat doen.