De voetbalclub heeft mensen nodig die af en toe eens een wedstrijdje in de jeugd willen fluiten, zo stelde de trainer. Prima, zei ik. Laat mij maar een keer fluiten. Geen probleem. Graag zelfs. Iedere zaterdag hang ik als meidenpapa in de balletschool en rondom het korfbalveld. Fijn om weer eens gewoon op het voetbalveld aanwezig te zijn.
Fijn ook om even, heel even maar, weg te zijn uit het typische meidenwereldje. De wereld met het overwegend roze gehalte. Het kwetsbare. Het tuttelende. Het kwebbelende. Het venijnige. De wereld waarin je het als man alleen af moet leggen, op alle fronten. Altijd. Iedere dag weer.
Maar niet vandaag. Deze dag kon ik boven alles en iedereen uitsteken. Deze dag, of in ieder geval twee keer een half uur, was ik de baas. Had ik het voor het zeggen.
En dus had ik er zin in. Mijn korte zwarte broek aangetrokken. Zwarte sokken daaronder. Niet te hoog opgetrokken. Dat stond te autoritair, constateerde ik thuis in de spiegel. Niet te slonzig ook, dat straalde weer te weinig klasse uit. Schoenen nog gepoetst. En de rest, daar zou de club voor zorgen.
En inderdaad: het felgele scheidsrechtersshirt hing klaar over de stoel. De kaarten lagen strak naast elkaar op tafel. Pen en papier om de score bij te houden werden geregeld. Alleen de fluit nog. Die ontbrak. Want nee, daar had ik zelf ook niet aan gedacht om die een mee te brengen, zo moest ik me zelfs nog verdedigen.
En dus werd er gezocht. Gerommeld in vergeten bakjes in het materialenhok. Er moest toch nog wel ergens een fluit liggen.
En jawel, hoor. Daar kwam het lid van het jeugdbestuur aansnellen. Met een glimlach. En met een fluit. Een roze fluit … Aan een touwtje. Een roze touwtje …
Ja, dit was echt de enige die er nog lag. En nee, zo moest ook hij beamen, het gereedschap paste niet bij de leider die ik zo dadelijk moest zijn. Maar ja …
Ik moest het er mee doen. En dus deed ik het er mee.
De wedstrijd zelf verliep vervolgens soepel. Geen opstootjes. Geen verwijten naar mijn hoofd. Althans, geen noemenswaardige. Ik floot. Rende. Gebaarde. Anticipeerde. Voelde geen kou. Voelde geen druk. Hoorde wel degelijk de flauwe opmerkingen op mijn fluit vanaf de zijlijn, maar negeerde die.
En met het gevaar af dat ik vaker gevraagd ga worden, kan ik stellen dat het fluiten me goed is bevallen. En achteraf begrijp ik ook waarom ik dat roze fluitje heb gekregen: zo’n wedstrijdje leiden van een lager juniorenelftal is niet alleen hartstikke leuk, het is ook nog eens een fluitje van een cent …