Hoe mama aan haar geld kwam, dat begreep ze wel. Jongste. Vijf jaar oud. Want mama werkt bij Saskia in het kinderdagverblijf. Twee dagen in de week. En Saskia betaalt mama daar voor. Nee, dat had ze allemaal heel helder.
Maar hoe kwam ik aan mijn geld, vroeg ze mij donderdag uit het niets; vanuit het kinderzitje op de achterbank. Op de heenweg naar het Afrika Museum in Berg en Dal.
Ik schrijf verhaaltjes, zei ik.
Ja, wát ik deed, dat wist ze wel. Maar hoe kwam ik aan mijn geld? Dat wilde ze weten.
En dus vertelde ik haar heel summier dat er mensen zijn die mij vragen of ik een verhaaltje voor hen wil schrijven en dat ze mij daar dan voor betalen. Ik verkoop verhaaltjes. Geen kaas. Geen brood. Geen kleren. Die je allemaal in de winkel koopt. Nee, ik verkoop de verhaaltjes die ik schrijf, vertelde ik. Een soort van verhaaltjeswinkel had ik.
Duidelijk antwoord, zo gaf ze me te kennen door geen vervolgvraag meer te stellen en zich weer op haar tekening te richten.
Maar haar vraag zette mij aan het denken. Wat zou ze eigenlijk van me vinden? Niet als papa, maar als schrijver. Wat denkt ze iedere keer als ze langs het kantoor loopt en mij ziet tikken, staren, peinzen of fronsen?
Een schrijver. Tss. Get toch eens a job, jongen. Ga er op uit. Zoek een baan. Maak me trots. Zorg dat ook ik op school een verhaal te vertellen heb over mijn papa. Net als mijn vriendinnen. Over hoe stoer ik ben. Hoe sterk. Hoe ver ik reis. Hoe groot mijn auto is. Wat ik voor andere mensen doe. Of hoeveel ik doe. Maar dan ook echt iets doe …
Wat vindt ze eigenlijk van mij als schrijver?
Ik vroeg het maar niet.
Het museum zelf bleek trouwens een groot succes te zijn. Geweldig vonden ze het om te leren hoe mensen in Afrika leven. De hutjes te zien. De armetierigheid te ervaren, maar de rijkdom tegelijk. Het prachtige dansen. De kleurrijke kleren. De enge maskers. De vaak geheimzinnige kunstwerken.
Afrika is geen onbekend ver land meer, maar heeft als continent vorm en kleur gekregen. Met dank aan het museum.
En natuurlijk wilden ze aan het eind van de dag nog even het museumwinkeltje in. Om ook een tastbare herinnering mee naar huis te kunnen nemen. Oudste koos een grote, met iele witte lijntjes beschilderde roze steen. Voor haar uitdijende verzameling.
Ook jongste had nu eens geen ellenlange bedenktijd nodig. Vooraan in het winkeltje had ze al een cadeautje zien liggen dat ze het liefste wilde hebben. En zonder het zich te beseffen, beantwoordde ze misschien wel de vraag die ik haar op de heenweg in de auto maar niet had gesteld. Wat ze van me vond; van mij als schrijver. Want in het winkeltje ging ze vastbesloten … voor het schrijfblokje.